|
Artikelen van Marinus Schoen
Artikelen van: Marinus Schoen
Laatst geplaatste artikel: donderdag 02 mei 2013
Totaal aantal artikelen: 64
Andries Zwaan van Foto Zwaan zet ons in de houding op de binnenplaats van het Zuiderzeemuseum, 1966. Dia door broer Cees Schoen.
Niet
alleen op Internet is de Kroniek van Enkhuizen te vinden.
Meestal staat er woensdags een artikel voor die Kroniek ook in de
Enkhuizer Courant, geschreven door Oud-Enkhuizen voorzitter
Klaas Koeman. In deze artikelen wordt telkens een gebeurtenis uit
een bepaald decennium
beschreven en nu zijn daarin de jaren zestig uit de vorige eeuw aan
de beurt. In diezelfde jaren zestig zijn de meeste stellen uit onze
vriendenkring van toen getrouwd, ook ikzelf.
Mijn eerste
werkkring was in 1957 bij drukkerij Posthuma tegenover het Stadhuis
van Enkhuizen. Elke donderdag moest ik het daar gedrukte
Weekblad van het Apostolische Genootschap boven in het
kantoor, voor aan de Breedstraat helpen verzendklaar maken. In die
tijd was donderdag de goedkoopste dag om te trouwen en menig paar
trouwde daarom op die dag. Boven, vanuit het kantoor zagen wij
daarom vaak donderdags aan de overkant op de stoep van het stadhuis
de ceremonie voor de gezamenlijke familie trouwfoto. Fotograaf
Bedijs van studio Flevo uit de Westerstraat leek er wel het
monopolie op te hebben en bedrijvig dirigeerde hij iedereen op de
juiste plek
Zelf kozen wij in
1966 voor de toen net begonnen fotograaf Andries Zwaan om ons
trouwen in beeld te brengen. Zwaan had zijn winkel in de
Vijzelstraat nog niet klaar maar dat belette hem niet om de
opdracht aan te nemen. Een paar dagen na onze trouwdag kwam Andries
aan de deur vragen of hij de trouwjurk van mijn vrouw een poosje
mocht lenen. Dat was oké en met de jurk op zijn arm stapte Andries
voorzichtig in zijn auto.
Foto
Kino Zwaan in de Vijzelstraat was klaar voor de officiële
opening. De openingshandeling was, door met een Polaroid camera een
foto te maken van een in de winkeldeur staande etalagepop gehuld in
de trouwjurk van mijn vrouw. Fotograferen met een polaroid camera
was toen net in zwang en uiterst modern. Maar trouwfoto’s werden
nog met een gewone camera genomen en in zwart/wit afgedrukt. Al
snel na de opening van Foto Kino Zwaan hing er van ons
trouwen uitvergrootte foto’s in zwart/wit in de etalage.
Als waardering
voor het lenen van de trouwjurk kregen wij de uitvergrotingen uit
de etalage en de helft van onze trouwreportage cadeau van Foto
Kino Zwaan, zoals het bedrijf werd genoemd.
Later verhuisde
Foto Kino Zwaan naar de tabakswinkel van Wiggert
Brouwer in de Westerstraat/hoek Pekelsteeg. Een flauwe mop deed
toen nog de ronde: ‘Wiggert Brouwer leit slecht hè?’ Oh? ‘Ja, valt
niet mee op zo’n bochel.’ De goede man was niet alleen klein van
stuk maar ook behept met een bochel.
Polaroid
fotografie is praktisch uit het tijdsbeeld verdwenen sinds de
opkomst van digitale fotografie en ook Foto Kino Zwaan
is niet meer. Wel is op dezelfde plek weer in de Vijzelstraat van
Enkhuizen nu de fotozaak Foto&Zo. Die zaak is onder
andere van onze ex-Miss Nederland, Petra Hoost. Maar dat is weer
een ander verhaal.
Heel lekker weer was het toen
ik een keer op het Weelenpad fietste. Dat Weelenpad is vanuit
Enkhuizen mooi aangelegd, niet recht uit, recht aan, maar
slingerend door weilanden en een stukje bos, richting Lutjebroek.
Alle jaargetijden is het mooi om daar te fietsen en op dat moment
was het gras langs het pad hoog genoeg om te worden gemaaid. Een
tractor bestuurd door
één man met daarachter een maaimachine deed al het werk. Het
gemaaide gras bleef in mooie, lange rijen liggen om te
drogen
Een tijdje daarna zag ik langs dat Weelenpad weer
die man op zijn tractor met daarachter een machine die het hooi
verzamelde, oprolde tot een grote, vaste rol. Een paar ijzeren
armen staken uit de machine en die wikkelden zwart plastic om de
hooibaal en hup, de machine poepte een grote, zwarte bol uit. De
ene na de andere zwarte bol kwam op het veld te liggen naast het
pad. Eén man die al dat werk verzette.
In de vorige eeuw was mijn opoe van moederskant
samen met een aantal van haar zusters nabij de Oosterdijk aan het
hooien. Met een zeis maaiden ze het gras, met grote harken keerden
ze af en toe het te drogen gras en staken dat later met hooivorken
op in hooiroken. Vele handen maakten licht werk en zo had ieder wat
te doen. Nu doen velen niets, maken machines het werk licht, maar
of de mensen er vrolijker op zijn geworden?
Op de foto: eerste van links, onbekend. Tweede
van links, met zwarte rok Marijtje Broekhuizen-Bruijn. Zij werd
ruim honderd jaar en was getrouwd met slager Broekhuizen van het
Spaanschleger. Derde van links, Kee v. Dam-Bruijn. Vierde van
links, vooraan met zeis, Ka Stelling-Bruijn (moeder van Simon
Stelling, hij was een bekende voetballer bij West-Frisia en later
ook zijn zoon, weer een Simon). Daar achter, alleen haar gezicht is
te zien naast de steel van de zeis, Meink Dekker-Bruijn, getrouwd
met Jacob Dekker (opoe o.a. van Jaap, Simon, Klaas en Frans
Dekker). Tweede van rechts, Pietertje v.d. Leek-Bruijn, werd op
haar 23ste al weduwe en ook zij werd ruim honderd jaar.
Ze is nooit hertrouwd, woonde en dreef een winkeltje op het
Sijbrandsplein. Zij was de moeder van Piet v.d. Leek, broodventer
bij de Broodfabriek. Helemaal rechts mijn opoe, Maartje
Koedooder-Bruijn.
Er waren nog twee zussen, Geertje Eylander-Bruijn
en Aaltje Feller-Bruijn, die buiten Enkhuizen woonden. Ook waren er
twee broers, Pieter Bruijn (vader van o.a. Wiebe Bruijn, bekende
klarinettist van het KSM) en Klaas Bruijn, getrouwd met Grietje
Bart, hun huwelijk bleef kinderloos. Allen waren kinderen van
Cornelis Bruijn (1849) en Marijtje de Vries (1857). Dat echtpaar
(mijn overgrootouders) woonde op hun oude dag in het (weduwen)huis
van stichting Johanna Margaretha de Vries in de Westerstraat van
Enkhuizen.
V.l.n.r.: profiel Aad Schoen, met blonde krullen Riet Kok, Lies Visser in streepjesrok, Margriet de Jong kijkt om, Akkie Visser op de rug in jurk, rechts Cor Zwier. Vooraan: Barend Schouw en Roel Vis.
Al weer
een tijdje geleden bezochten mijn vrouw en ik de Zaanse Schans.
Onze auto met fietsdrager parkeerden we op een Carpoolplaats een
eind daar vandaan en fietsen er verder naar toe. We bekeken de
aparte, groen geverfde huisjes en ook het oudste Albert Heijn
winkeltje werd door ons bezocht. Na een rondvaart over De Zaan
langs ‘die mooie molens’ en fabrieken aan de overkant stapten we
weer op de fiets en reden naar omliggende dorpen. We stopten op een
gegeven moment bij een terras van een restaurant om daar wat te
gaan eten. Even verder op dat terras zat een groepje jongemannen
aan een biertje luidruchtig te wezen.
Stalen
rossen
Na het afrekenen
maakten we aanstalten om weer te vertrekken. Langs die jongemannen
op onze fietsen toelopend, vroeg ik me quasi nonchalant hardop af
of we op die stalen
rossen Enkhuizen nog zouden halen. Eén van die jongemannen op het
terras reageerde en vroeg aan een andere uit dat groepje: ‘heb jij
niet iets met Enkhuizen?’ Die jongeman zei toen: ‘Nou, daar komt
mijn vader vandaan, die is daar geboren en getogen.’ Zonder iets
bekends aan de jongen te zien zei ik in een impuls: ‘Je vader is
toevallig niet Cor Zwier hè?’ Dat bleek dus wel zo te zijn.
Atlete
Cor Zwier was een
broer van Nel Zwier, de bekende Enkhuizer atlete die met
hoogspringen voor Nederland uitkwam op de Olympische Spelen van
Rome in 1960. Na de Spelen bij terugkomst in Enkhuizen was er een
enorme menigte op de been om Nel te verwelkomen. Triomfantelijk
werd ze vanaf het station door de stad gereden en werd haar een
feest aangeboden in het Gomarusgebouw op de Breedstraat. Bevriend
zijnde met haar broer Cor was ik daar ook bij en herinner me dat
Nel o.a. een ring kreeg aangeboden die ze, naar ik meen, later
moest/mocht doorgeven aan een sporter uit Enkhuizen die na haar ook
de Olympische Spelen zou halen. Een soort van wisseltrofee dus,
maar of dat ooit is gebeurd?
Vriendschap
Eind jaren vijftig
werkte ik als leerling bij drukkerij Posthuma tegenover het
Stadhuis op de Breedstraat. Daar kwam een leerling collega bij die
in het Patrimonium woonde. Een tweetal jongedames dat ook bij
Posthuma werkte, waren buurmeisjes van mij op de Breedstraat.
Buiten werktijd kwam de leerling collega samen met hem twee
bevriende buurjongens uit het Patrimonium een kijkje nemen op de
Breedstraat om nader kennis te maken met die meisjes. Vriendschap
ontstond en we gingen met z’n allen naar de Kwinta, wandelen,
zwemmen bij de Zuiderdijk, bij elkaar op verjaardagen,
etc.
Verkering
Dat leidde ertoe
dat Cor Zwier (hij was één van die buurjongens van de collega uit
het Patrimonium) verkering kreeg met een van de collega/buurmeisjes
van de Breedstraat. Meer verkeringen ontstonden in onze groep,
gingen ook weer uit en weer aan met een ander uit de groep. We
speelden als tieners ’s avonds af en toe Haantje Kraai en vormden
daarbij twee groepen. Ook getrouwde, jong volwassenen van onze
Breedstraat buurt deden soms mee en met het roepen van Sik, Sik mè,
was het een spannende zoektocht van de ene groep naar de andere. Op
het Havenkwartier werd door de oudere jeugd ook Haantje Kraai
gespeeld maar ik was toen te jong om daar aan mee te mogen
doen.
Verhuizen
De ouders van Cor
besloten Enkhuizen te verlaten omdat vader Zwier in de Zaan was
gaan werken en er in de Wormer woonruimte gevonden werd. We zijn
met onze vriendengroep nog een keer op de Brommer naar de Wormer
gereden om Cor te bezoeken. Werden er hartelijk ontvangen door
moeder Zwier en zagen elkaar weer terug. Maar ja, hoe gaat dat, het
leven gaat door en we hebben ze verder nooit meer gezien. En nu dan
kwam ik een zoon van Cor tegen op een terras in de buurt van de
Zaanse Schans. We vroegen hem zijn vader de groeten te doen en
gaven onze namen. Cor kwam nooit meer in Enkhuizen, vertelde de
zoon. Onbegrijpelijk, dat iemand die geboren en getogen is in
Enkhuizen en er zelfs aan Haantje Kraai mee deed, niet verscheurd
wordt door heimwee. Daar kan toch geen Zaanse Schans of Wormer
tegen op?
Binnenkort
wordt het nieuwe Medisch Centrum aan de Molenweg in Enkhuizen
opgeleverd. Ziet er mooi uit zo van buiten, geen saai gebouw, maar
net alsof het allemaal aparte herenhuizen zijn. Verschillende
plaatselijke huisartsen zullen daarin praktijk gaan houden,
waaronder ook de huisartsen Blijendaal & de Vries. Bezoekers
aan hun praktijk op de Breedstraat konden daar in de wachtkamer
foto’s zien hangen van hun voorgangers.
Doktersjas
De dokter vóór
Blijendaal & de Vries, dokter Van der Veer bracht een totale
verandering in benadering van de patiënten. Die dokter, niet meer
gekleed in een witte doktersjas, maar soms gewoon in een T-shirtje
en spijkerbroek zittend op zijn bureau in plaats van er achter,
daarvan wist je in het begin gewoon niet hoe of je het had. Hij
haalde je zelf op uit de wachtkamer en amicaal werd je benaderd.
Als je bij wijze van spreken meerdere klachten tegelijk had,
opperde hij een keer bij een vriend van ons: ‘gelijk maar een
APK-keuring?’ Deze vriend was ‘not amused’ toen maar wij konden er
om lachen.
Injectie
Vóór dr. Van der
Veer was in deze praktijk dr. Sundermeijer. In zijn wachtkamer ging
een tringbel die je op jou beurt naar de spreekkamer riep. De
meestal ernstig kijkende dokter ontving je zittend achter zijn
bureau in een witte dokterjas. Je kunt je dat haast niet meer
voorstellen maar soms rookte de dokter gewoon een sigaret tijdens
het consult. Het praktijkgebouw van dr. Sundermeijer was in de Van
Bleiswijkstraat, daar waar nu een tandarts in zit. In die tijd kwam
je eigen huisarts ook ’s avonds bij je thuis als dat nodig was,
want Dr. Sundermeijer heeft mij een keer ‘s avonds heel laat een
pijnstillende injectie toegediend.
Gebroken
been
Zìjn voorganger in
die praktijk, dr. Van de Heide, hield praktijk in een gedeelte aan
de zijkant van zijn woning, genaamd De Wieke. Die naam kun
je nog steeds lezen op een grijze gevelsteen aan dat huis, ook in
de Van Bleiswijstraat. Dr. Van der Heide is een keer’s avonds in
mijn ouderlijk huis op de Breedstraat een poosje televisie blijven
kijken toen hij een visite bij ons aflegde. Daar kwam hij
waarschijnlijk verder weinig aan toe of misschien had hij in die
tijd nog geen tv. Op een keer nam de dokter mijn vader, die toen
gevallen was met zijn brommer en daarbij een been brak, gewoon mee
in zijn auto naar het Snouck van Loosenziekenhuis in de
Vijzelstraat. Daar nam hij mijn vader op zijn rug, droeg hem de
trap op van het ziekenhuis portaal en zo naar binnen. Kom daar nu
nog maar eens om!
Onderzoek
De voorganger van
dr. Van der Heide was dr. Bekkering. Die dokter kan ik mij in deze
praktijk niet voor de geest halen. Heb dr. Bekkering nog wel
meegemaakt als dokter van het Groene Kruis. In het Groene
Kruisgebouw op de hoek Van Bleiswijkstraat/Vissersdijk (gebouw is
nu verdwenen) werd je als lagere schoolkind onderzocht. Dr.
Bekkering stuurde mij begin jaren vijftig nog eens zes weken naar
de vakantiekolonie Zwartendijk in Egmond aan/Zee.
Plaquette
Of de nu nog
bekende dokter Van der Lee ook arts was in deze praktijk weet ik
niet. Kwam wel een inentingsbewijs tegen van mijn moeder (zie
illustratie). Zij werd tegen pokken ingeënt door dr. H.C. van der
Lee op 'de 21e maart 1919'. Dr. Van der Lee heeft veel betekend
voor Enkhuizen en is daarvoor geëerd met een herinneringsplaquette
op een monument in het Wilhelmina plantsoen. De koperen afbeelding
van zijn profiel op dat monument is laatst nog door onverlaten
gestolen en daarom daar opnieuw ‘hufterproef’ aangebracht in
kunststof. Menig Enkhuizer jong paartje heeft op de bijbehorende
bank van dat monument vertoefd…..
Als die bank eens
spreken kon….. zouden in ieder geval die dieven gepakt kunnen
worden.
Weekend binnen sneeuwpret in Legerplaats Nunspeet winter 1962/1963. Voorste soldaat maatje Gerard Hakvoort uit Bathmen bij Deventer, tweede soldaat ikzelf. Eigen foto.
Precies
vijftig jaar geleden, vooral in januari 1963, was het een zeer
strenge winter. Als dienstplichtig militair in die tijd had ik mij
(niet ziek zijnde) ziek gemeld bij de Kazerne in Nunspeet. Bijna
niemand in Enkhuizen had toen telefoon, op middenstanders en
dokters na, dus vroeg ik mijn toen nog a.s. schoonmoeder mij ziek
te melden. Zij hadden als Meubelhandel De Jong op Breedstraat 80,
later 45 wel telefoon en enigszins weifelend voldeed ze aan mijn
verzoek. Ik keek van achter de kachel toen mooi naar de
Elfstedentocht op de televisie, die gewonnen werd door Reinier
Paping.
Ziekmelding
Met kermis,
harddraverij e.d., meldde ik me ziek bij de kazerne want die
feestelijkheden in de stad wilde je toch niet missen en
snipperdagen had je niet in Dienst. Een militaire arts kwam na de
ziekmelding je thuis opzoeken en meestal gebeurde dat op donderdag
na het weekendverlof wanneer je jezelf had ziek gemeld. De arts
stuurde je vaak gelijk terug naar de kazerne maar ik zei dan dat
het net zo’n beetje heen en weer reizen zou zijn, omdat vrijdag
mijn verlofweekend in zou gaan. Dat was wel niet zo, want je had
maar één
keer in de veertien dagen verlof. En dat was niet het aankomende
weekend, want je was het vorige al thuis, maar dat wist die arts
vanzelf niet. Hij schreef dan de reisorder uit om de maandag na het
eerst volgende weekend naar de kazerne te gaan en zo was je dan
mooi tien dagen thuis.
Medicijnfles
Alleen die
militaire arts kwam in januari ’63 dinsdags al langs terwijl ik op
donderdag had gerekend en dus niet in pyjama zat. Mijn schoonzus
die bij ons thuis was deed open en stelde zich voor als mevrouw
Schoen. Ze ging de dokter voor de naar de huiskamer waar ik met
haar zoontje van net een jaar op schoot zat en die dezelfde naam
draagt als ik. De dokter vroeg hoe of het ging, wat ik mankeerde en
vertelde hem dat ik buikgriep had. Of ik de huisarts had
geraadpleegd en medicijnen had gekregen, vroeg hij. Ja, antwoordde
ik en liet hem een medicijnflesje zien met mijn naam erop.
‘Neusdruppels voor buikgriep?’, riep hij verbaast uit. Mijn
schoonzus pakte haar kind op en liep krampachtig haar lachen
inhoudend naar de keuken, waar mijn moeder ook al in een stuip naar
toe ging. Het flesje dat ik liet zien was van de kleine geweest
toen die kort daarvoor ziek was. Ik had helemaal niet in de gaten
gehad dat er neusdruppels opstond, zag alleen de datum en zijn naam
en die is dezelfde als die van mij!
Militaire
arts
De dokter wilde
mij gelijk de volgende dag al terug sturen maar ook hem vertelde ik
dat het dan net heen en weer reizen zou zijn omdat vrijdag mijn
verlof in zou gaan. Waarschijnlijk dacht de arts dat mijn schoonzus
mijn vrouw was en de kleine ons kind en schreef hij daarom de order
maar uit om op de maandag na het eerstvolgende weekend naar de
kazerne te gaan. In dat bewuste weekend kwam ik Douwe Visser
(tweelingbroer van Kobus) tegen in de stad, die toen ook in
militaire dienst zat en er een ernstig ongeluk had gehad. Douwe had
ook bezoek gehad van dezelfde militaire arts en deze had hem gezegd
dat er op de Breedstraat eentje zat die er een potje van maakte.
Hij zou die een volgende keer pakken.
Kleine
oorlog
Weer terug in de
kazerne was ik gelijk de pineut want er was ‘oefening kleine
oorlog’ en dat in hopen van sneeuw en stervens koud. PSU
(persoonlijke uitrusting) bij elkaar zoeken, wapen pakken en buiten
opstellen in rijen van vier en werden afgemarcheerd naar het
exercitieterrein. Het daar aanwezige testteam controleerde of je
geen verboden attributen en/of geld bij je had. Pukkel, ransel en
zakken moesten daarvoor worden leeggehaald. Onder leiding van de
wachtmeester liepen we per groep het bos in rond de
legerplaats.
Bombardement
Na uren en uren
banjeren door de sneeuw kwamen we op een open plek op de hei (de
heide zelf was niet te zien, ondergesneeuwd) waar keukententen
stonden opgezet. Gelukkig, we dachten iets warms te krijgen. Maar
er kwam een mededeling dat de keuken gebombardeerd was, het voedsel
gelukkig gered, maar niet kon worden bereid. De mestins
(etensblikken) moesten tevoorschijn worden gehaald en daarin kregen
we een paar rauwe, geschilde piepers en een stukje rauw vlees.
Goede raad was duur. Gelukkig hadden we een Indische jongen in onze
groep, die ons zei boomtakken en takjes te zoeken. Zelf had hij een
beetje benzine van de voertuigen bij de keuken ‘versierd’ en maakte
met dat alles een vuur waarop wij de mestins plaatsten. Mijn
allereerste barbecue! Maar helaas lukte het niet erg, de mestins
zwartgeblakerd en het voedsel niet te vreten. Zonder eten, na
alleen een beetje water uit onze veldfles gedronken te hebben,
hobbelden we terug naar de kazerne. En gek, we waren er binnen drie
kwartier. Ze hadden ons gewoon misleid en uren van hot naar her
laten sjouwen in dat bos.
Eén keer ben ik
daarna nog ziek gemeld in de kazerne en dat was gelijk toen voor
maanden. Lag écht in de kreukels na een ernstig ongeluk. Was m’n
straf vanzelf.
Schaatsen op buitendijks(nu recreatie)terrein. V.l.n.r.: Lies Visser, Rinus Schoen, Akkie Visser, Ria Karremans. Onder v.l.n.r.: Verkering Margriet de Jong, ikzelf en Lies Visser op de Wilielkariberg.
Als je
aan het eind van de zeemuur (of begin, net hoe je ‘t bekijkt) de
dijk op gaat langs het algemene kerkhof van Enkhuizen, grazen daar
herten van Sprookjeswonderland. Wij, kinderen van het Havenkwartier
(en niet alleen wij) gingen op die plek daar ’s zomers, eind jaren
veertig/begin jaren vijftig, naar beneden om te gaan zwemmen aan
het Noorderstrandje, zoals we dat noemden. Daar buiten de zeemuur
was een stukje grasland waar het water van het IJsselmeer tegenaan
klotste. Het water was er niet diep en dus veilig voor ons omdat we
de zwemkunst nog niet meester waren. Verderop bij het Hertenkamp
kabbelde het IJsselmeer eerst tegen een rijtje zwerfkeien, dat voor
de zeemuur lag en bij storm sloeg het water gewoon tegen de
zeemuur. Zoals nu nog bij dat stuk muur voorbij het
jachthaventerrein tot aan de Harlingersteiger.
Nieuw
land Ongeveer tien jaar later, eind jaren vijftig begon
men met zandopspuiting vanaf de Immerhornpolder, langs de zeemuur
tot voorbij speeltuin Kindervreugd. In eerste instantie bleef nog
veel water op dat nieuwe land staan, waar ’s winters bij lichte
vorst al ‘tussen de kluiten’ kon worden geschaatst. Ook grote
hoeveelheden Basaltkeien werden aangevoerd voor versteviging van de
randen rondom het nieuwe gebied. Met onze buurtgenoten van de
Breedstraat gaven wij die ‘bergen’ stenen toen namen, namen die we
samenstelden uit onze eigen naam. Zo vormden we bijvoorbeeld de
‘Wi-li-el-ka-ri-berg’ van Wim-Lies-Elly-Klaas-Rinus.
Oerwoud Op het pas ontstane land groeide als vanzelf
heel veel riet en werd het later een bijna ondoordringbaar oerwoud
van struiken, moerasandijvie, poelen en kleine bomen. Voor de
‘Plakkersweibuurt’ (Van Linschoten-/Wagenaarstraat) was het een
eldorado om daar te ravotten waarbij ze ‘oorlog’ voerden tegen alle
anderen die daar wilden ‘rondstrunen’. Na verloop van tijd
ontstonden er ‘wandelpaden’ in die wildernis en liep de halve
Henkuzer bevolking er te koekeloeren.
Recreatiegebied Op het later netjes ontgonnen en
geëgaliseerd terrein werd het nieuwe buiten zwembad gegraven,
bijgebouwen gebouwd, ligweiden, strandjes aangelegd, kortom een
heel nieuw recreatieterrein ontstond. Eerst had Enkhuizen buiten de
voetbalvelden alleen maar een buitenzwembad aan de Zuiderdijk in
het IJsselmeer en de Boxewei (speelweide) in het plantsoen voor
(sport)recreatie.
Bungalowpark Op dit nieuwe buitendijkse terrein bevindt
zich nu ook Sprookjeswonderland, een Overdekt Tropisch Zwembad (het
eerdere buitenbad is al weer gesloopt), Camping, Buitenmuseum van
het Zuiderzeemuseum, Jachthaven, etc. Niet meer voor te stellen dat
we achter het Staversepoortje vroeger in een slootje daar
salamanders vingen. En er is nog geen einde aan de ontwikkeling van
het gebied want er is sprake van dat daar ook nog een recreatie
bungalowpark komt.
Zussen Truus en Lies Slok tijdens de kermis (± 1960) van Enkhuizen op de Kaasmarkt. Achteraan: Poffertjeskraam op de Nieuwstraat. Foto van Akkie Laan-Visser. Haar tante Truus (links) en moeder Lies.
Begin
jaren vijftig was de kermis in Enkhuizen veel groter dan
tegenwoordig. Vaste onderdelen van de kermis, bijvoorbeeld de
poffertjes kraam stond op de Nieuwstraat bij de fietsenwinkel van
Poen (nu Dekker). Voor de Huishoudschool stond meestal de
zweefmolen en schommelschuiten en de Botsautootjes altijd op het
Verlaat voor de winkel van bloemist Ramkema bij de Broodfabriek (nu
appartementen complex Willigenburg). De kermis was verspreid over
de Kaasmarkt, Noorderhavendijk en het Verlaat.
Schommelen
Schommelschuiten
die je zelf moest opvoeren, was toen ook een vaste attractie. Je
kunt je dat haast niet meer voorstellen bij het elektronische
geweld van nu. Onlangs zag ik trouwens dat deze schommelschuiten
attractie weer werd opgebouwd langs de zeemuur, in het buitenmuseum
van het Zuiderzeemuseum, daarin hoort zoiets vanzelf nu thuis.
Rooie
koppen
Op het Verlaat
werd het ‘pleintje van Roozendaal’ ook altijd benut met een of
andere attractie, zoals de Boerenkarren. Waar tijdens het ratelend
ronddraaien (rijden) van die karren een zeildoekkap overheen ging
en de meisjes dan stiekem onder die kap konden worden gezoend.
Altijd veel gejoel van de omstanders als de kap weer omhoog kwam en
de passagiers met rooie koppen in die karren zaten.
Bibberbaan
Ook was er vaak
een variëtétent waar buiten de tent eerst een voorproefje werd
gegeven van wat er binnen allemaal te zien zou zijn. Bewonderend
stonden we daar de capriolen telkens opnieuw te bekijken, maar naar
binnen gingen mijn broertje en ik niet als 9 en 10 jarige, want dan
was gelijk je kermisgeld al bijna op. De vijf dubbeltjes die we elk
éénmaal kregen voor de hele kermistijd werd zorgvuldig besteed. Een
dubbeltje voor de bibberbaan kon eraf, want dat was een golfbaan
waarin je een pluim kon pakken voor een gratis ritje. Die pluim,
vast geklikt aan een bal werd door een kermisgast op en neer
gehaald aan een touw en dat lukte ons soms.
Botsautootjes
Bij de autoscooter
kon je ‘tijden’ staan kijken naar de botsende autotootjes en soms
als een van mijn oudere broers of buurjongens daar in zaten mocht
je een keer mee botsen. Liever hadden ze een meisje naast zich dus
heel vaak kwam dat mee botsen niet voor. Een zuurstok van een
dubbeltje werd door ons pas gekocht als de kermis werd verlaten,
daar had je thuis dan nog wat aan. Een kokos makronen broodje van
een dubbeltje kochten we samen voor onze moeder, dat was het enige
wat ze lekker vond uit de kermissnoepkraam. Zo hadden we allebei
nog een kwartje over voor een andere dag naar de kermis.
Vuurwerk
De Harddraverij
kermis was meestal veel kleiner en kwam vaak niet verder dan het
pleintje van Roozendaal. Maar de botsautootjes waren er altijd en
stond dan voor de Huishoudschool.
Na het draven ’s
avond naar het vuurwerk dat werd, toen wij in die tijd in de
Spoorstraat woonden, afgestoken op het terrein van de Werf aan de
Paktuinen. Met de jas aan in het gras gezeten op de walkant voor
‘Die Port van Cleve’ keken we vol ontzag naar de prachtige
vuurspuwende, ronddraaiende creaties die daar waren opgebouwd. Aan
het eind van het gebeuren stond dan in brandende letters: TOT
VOLGEND JAAR. Heel anders dan nu, waarbij alleen vuurpijlen onder
donderend lawaai de lucht ingaan.
Locatie
Na de renovatie
van het uitgaansgebied Kaasmarkt/Noorderhavendijk van een aantal
jaar geleden zwalkt de kermis van Enkhuizen nu van de ene locatie
naar de andere en ook nog zonder botsautootjes. Die attractie wordt
node gemist door de kleinkinderen en hun vriendjes zeggen ze, en
wellicht niet alleen door hen. Hopelijk vindt men een ruimere,
vaste locatie voor de kermis en wordt deze weer als vanouds
beleefd.
Snackwagen van Hannes van der Leek op het Tulpenplein in Plan-Noord. Dame in regenjas Marie v.d. Leek-Mantel, vrouw van Hannes. Foto: van Nico v.d. Leek, hun zoon.
Waar en
wanneer hebben we ook weer in Enkhuizen voor het eerst een zak
patat frites gekocht en ter plekke verorberd? Bij Jo
Stavenuiter van de Kwinta op de Melkmarkt. Was hij niet de man die
deze snack introduceerde in de stad, eind jaren vijftig/begin jaren
zestig? Jo’s dochter, Nolda Stavenuiter bakte er voor een dubbeltje
een zak frites zonder en voor vijftien cent mét mayonaise. Op
dezelfde plek kun je trouwens nog steeds terecht voor patat frites,
alleen de prijs is sterk veranderd.
Hotel
Victoria
Politieman Raatjes
nam de Kwinta van Stavenuiter over en weer later zwaaide Siebe
Kooiman er de scepter (daarvoor had hij een schildersbedrijf in de
Torenstraat). Siebe zijn dochters Tinie en Gerie Kooiman stonden
toen in de Kwinta om beurten de patat frites te bakken. Van het
gebouw op de hoek Melkmarkt/Torenstraat (v/h Albert Heijn) had
Kooiman een hotel gemaakt, Hotel Victoria. Dat hotel was geen lang
leven beschoren. René Smit dreef er later nog zijn
sportartikelenwinkel en nu zit er een viszaak in dat pand.
Munt
Bioscoop
Jopie Brouwer met
zijn ijssalon in de Waagstraat verkaste naar de Westerstraat (naast
boekwinkel Lenters op de hoek Westerstraat/Paulus Potterstraat), nu
Natuurvoedingswinkel. Ook bij Brouwer kon je naast het ijsje
terecht voor een patatje, et cetera. Na een bezoek aan de
Muntbioscoop (nu Hema) zaten we daar begin jaren zestig vaak nog
een tijdje na aan een patatje, etc.
Snackbars
Patat Frites en
andere snacks werden steeds populairder en meerdere
snackbars/automatieken verschenen in de stad. Automatiek Groot in
de Westerstraat naast het Weeshuis en Hannes v.d. Leek kwam met een
snackbar op het Tulpenplein in Plan-Noord. In een omgebouwde
autobus borrelden de gesneden piepers in de oven en op een terras
voor de bus kon je ‘mooi an’ zitten. Ook Jaap van Goor samen met
zijn vrouw Vronie Dekker hadden later aan de achterkant van hun
slagerswinkel in de Piet Smitstraat op Plan-Noord een patat frites
snackbar.
Visstad
De familie
Edelenbosch, die eerst een patat zaak had op de hoek
Broekerhavenweg (Padje) /Streekweg, naast Geerlings fietsenzaak
(gebouwen zijn nu verdwenen) kwamen naar Enkhuizen. Zij vestigden
zich in de Westerstraat/hoek Doornkroontjes in de voormalige
kruidenierswinkel van de familie Mens met hun snackbar, genaamd
Telstar. Sindsdien is patat frites niet meer weg te denken in de
visstad Enkhuizen, maar voor een ‘vissie’ kun je er ook nog altijd
terecht.
Er
zijn gezinnen waarvan kinderen zich tegenwoordig ziek melden op
school als ze jarig zijn. Niet om dan lekker thuis hun verjaardag
te kunnen vieren, maar die kinderen schamen zich omdat ze die dag
op school niet mogen trakteren. Geld kan onmogelijk daar voor
worden vrijgemaakt bij die vaak één ouder gezinnen, werklozen,
bijstandsgerechtigden, enz. Zij vervallen in armoede en moeten soms
ook noodgedwongen gebruik maken van de
voedselbank.
Jarige
Job
Een
dame, zelf met drie kinderen en die het wel goed heeft, trok zich
het lot aan van die arme schoolkinderen. Zij richtte daarvoor
stichting De Jarige Job op en die stichting zorgt er nu voor
dat die kinderen uit haar woonwijk op school kunnen trakteren als
ze jarig zijn. Die jarige Job’s krijgen daarvoor een mandje met
versnaperingen die ze mogen uitdelen én een klein cadeautje voor
zich zelf. Bij de beter gesitueerden is vaak het omgekeerde het
geval, zij weten met verjaardagsfeestjes soms van gekkigheid niet
te bedenken wat nu weer te doen om in de pul te vallen bij de mede
scholiertjes cq vriendjes. Zoiets is er langzaam ingeslopen en we
deden er zelf aan mee.
Zuurtjes
In
mijn jeugd, eind jaren veertig begin jaren vijftig mocht ik blij
zijn, om als kind uit een gezin van vijf jongens, op school te
kunnen trakteren. Bij kruidenier buurman Sweer de Graaf aan de
Havenweg werd daarvoor dertig zuurtjes uitgeteld, zuurtjes die
kwamen uit zo’n grote, glazen snoeppot. Die zuurtjes werden verpakt
in een papieren puntzak die rechtop stond in een ijzeren omlijsting
op de weegschaal. Naar gelang het gewicht moest dan worden betaald.
Op school werd in de klas op het bord een vlag getekend met
daaronder je naam. Als jarige zat je op een hoge stoel voor de klas
en nadat er voor je gezongen was liep je trots langs de banken om
iedere klasgenoot een snoepje uit de papieren puntzak te laten
pakken. Sommige van de zuurtjes kleefden aan elkaar en moesten van
elkaar worden gehaald. Men kon er vanzelf geen twee krijgen want er
was precies genoeg afgeteld.
Losse
snoepjes
Een
buurtgenootje bij mij in de klas was een kleine maand na mij jarig
en kwam uit een gezin van acht kinderen. Ook zij mocht trakteren op
dezelfde snoepjes uit de kruidenierswinkel van de Havenweg. Het
meisje was begin december jarig en het was toen erg koud. Bij het
naar school lopen had ze daarom de zak snoep in haar wijde broekzak
gestopt met haar hand er bovenop. Bij het uitdelen kleefden de
meeste snoepjes toen aan elkaar en moesten van elkaar worden
gepulkt. Er waren kinderen in de klas die er hun neus voor
ophaalden en het snoepje weigerden. Vanaf die tijd was het gedaan
in onze klas met trakteren op onverpakte snoepjes.
Gulden
Toen
ik in de derde klas (1952) van de lagere school jarig was wilde ik
liefst op droptoffees trakteren (dropkarremels noemden wij ze). Die
zaten apart verpakt in een papiertje en zouden vast niet geweigerd
worden door de klasgenootjes. Maar die droptoffees kostten een cent
per stuk en thuis waren ze niet van plan zich in de schulden te
steken. Toen ik opperde dat die karremels misschien wel betaald
konden worden van de gulden die we altijd van opoe kregen voor onze
verjaardag, gingen ze over stag. Bij Noordeloos (nu Logement de
Buitenkant) in de Brugstraat verkochten ze die dropkarremels en ik
liet moeder Noordeloos, haar zoon Fred zat bij mij in de klas,
dertig toffees uittellen én een reep chocola voor de juffrouw, dat
slijmen was toen ook in zwang gekomen. Veertig cent ging er van
mijn verjaardag gulden af, maar ja je moest toch wat, een stichting
als De Jarige Job bestond in Enkhuizen niet.
Schrijver dezes en Gerrit Zalm. Eigen foto.
Enkhuizen was/is af en toe
in het landelijke nieuws. Een tijdje geleden nog met het
Buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum (moderne kunst in een
folkloristisch museum) maar vooral toen met die Lanspunt slang
affaire; ook met het doodknuppelen van een lastige bejaarde man en
met de Neeltje Jacoba van Klaas Bruinsma, een schip dat
Enkhuizen toen als thuishaven had (gedoe rond Mabel Wisse Smit) en
met Gerrit Zalm vanwege de DSB bank.
Stroomuitval
Ook was er de commotie
over stroomuitval van bijna een nacht lang in het toen net
geopende, spiksplinternieuwe Westfriesgasthuis in Hoorn. Dat was
natuurlijk markante Enkhuizer Gerrit Zalm zijn schuld. Tussen Hoorn
en Enkhuizen bestond altijd een grote rivaliteit. ‘Beschuit,
beschuit, Hollandia ‘legt’ er uit’, jouwde we vanuit de bus als we
met schoolreisje begin jaren vijftig dóór Hoorn over het Grote
Noord reden. Gerrit Zalm, geboren en getogen ‘Henkuzer’, heeft de
eerste paal geslagen voor dat ziekenhuis. Misschien heeft hij die
paal wel expres op die stroomkabel geheid. ‘Enkhuizen geen Snouck
van Loosenziekenhuis? We zullen jullie krijgen’, zou ‘t
niet?
Menners
Gerrit Zalm’s vader was
kolenboer in Enkhuizen. Hij reed begin jaren vijftig met paard en
wagen van het treinstation door de Spoorstraat naar zijn
opslagplaats. Wij, jeugd van het Havenkwartier, sprongen dan bij
hem achter op zijn kar en ik moet zeggen, hij was op kolenboer
Doris Franx na, de enige die ons er niet van afjoeg met zijn zweep.
De meeste van die menners mépten je zo van hun wagen, niet te
vergeten Floris Vodje (Ruiter).
Vervoer
Paard en wagen, je ziet ze
niet meer in de straten van Enkhuizen. Kolenboer Kuiper van het
Waaigat, kolenboer Zalm uit de Molenweg, kolenboer Doris Franx van
de Breedstraat, kolenboer Sietses, met grote loodsen aan de
Kuipersdijk, waarin ook tabaksbladeren hingen te drogen. De
Enkhuizer Houthandel met paard en wagen waarop lange boomstammen
werden vervoerd en stapvoets door de Spoorstraat ging. Maar de
Bonenwagen van Sluys & Groot met Dries Mazereeuw op de bok
denderde er doorheen en ook Floris Ruiter van het Vrijdom had
altijd haast leek het wel. Meestal stónd hij in een korte, grijze
stofjas op de bok en sloeg met zijn zweep knallend in de lucht om
de paarden tot groter spoed te manen.
Voddenboer
Ullebe Broer, de
schillenboer sjokte met paard en wagen door de stad en haalde
overal aardappelschillen, groente restanten en oud brood op voor
het vee. Voddenboeren echter kwamen meestal per bakfiets langs.
Davidje Renders bijvoorbeeld haakte zo’n aangeboden zak met vodden
aan een trekveer weegschaal en bepaalde zo de prijs die men er voor
kreeg. Ook oud ijzer, koper en lood kon je hem aanbieden. Oud
papier was ook nog een tijdje populair en wij kinderen verzamelden
dat overal vandaan en kregen daar dan een paar stuivers
voor.
Bakfiets
Op bakfietsen reden door
de stad de visboeren, Karel de kat (Buis, tevens stadsomroeper),
Rinus de kat (Buis), Klaas de bul (Visser). Visser trapte zijn
bakfiets ook helemaal heen en terug naar Andijk. Jordens,
groenteboer van de Zuiderhavendijk, Van Dok, groenteboer uit de
Prinsenstraat (Tabakstreet), melkboeren Joost Lub uit de St.
Jansstraat (Varkensstreet), Postma uit de Brugstraat, Karreman uit
de Westerstraat, broodventers van de Broodfabriek o.a. buurman
Schouten uit de Spoorstraat. Ik zal er ongetwijfeld zijn vergeten,
maar allemaal kwamen ze aan huis hun waar aanbieden. Nu moet je
daar voor naar de supermarkt.
|
|